Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide Saul tot David: Gezegend zijt gij, mijn zoon David; [36]gij zult het ja gewisselijk doen, en [37]gij zult ook gewisselijk de overhand hebben. Toen ging David op zijn weg, en Saul keerde weder naar zijn plaats. 36. Hebreeuws, doende zult gij het doen, en vermogende zult gij vermogen. 37. Dat is, zij zult uwen vijand te machtig vallen, en gij zult hen overweldigen. Anderen nemen het in dezen zin: Ga zo voort in al uw zaken met gerechtigheid en trouw, gelijk gij tegen mij doet, en twijfel niet, gij zult de overhand behouden en tot de koninklijke waardigheid komen.